News:

'Twijfel over teruggave roofkunst is verwerpelijk' - Doubts about the restitution of looted art are reprehensible

1998
1970
1945
Het Parool 26 January 2019
An opinion piece by Frits Barend, Dutch journalist, columnist and publisher
Guide English translation below

Opinie: De positie van de Nederlandse Restitutiecommissie inzake Roofkunst is onbegrijpelijk, evenals de betogen van advocaten Hammerstein en Campfens, aldus Frits Barend.

Winters bosgezicht uit de collectie van de Joodse kunsthandelaar Marcel Wolff is aangemerkt als mogelijke roofkunst.

Roofkunst is hot, blijkt mede uit een artikel van Hanneloes Pen waarmee Het Parool zaterdag 12 januari de krant opende. Roofkunst is de aankoop van gestolen goederen uit de Tweede Wereldoorlog, dus heling.

Heling is strafbaar, behalve bij gestolen kunst van veelal beroofde Joodse eigenaren. Dan gelden in Nederland ineens andere regels, zoals blijkt uit oordelen van de Restitutiecommissie die beslist over rond de Tweede Wereldoorlog gestolen kunst.

Dan 'hebben nieuwe eigenaren die te goeder trouw een gestolen kunstwerk aankochten, ook rechten'.

Het gevolg van het Nederlandse dievenbeleid is dat (achter)kleinkinderen pijnlijke gevechten moeten voeren om rechtmatige bezittingen van hun merendeels vermoorde Joodse (over)grootouders terug te krijgen.


Frits Barend, journalist, columnist en ­uitgever

Hun felste opponenten zijn twee juristen, Alfred Hammerstein, sinds 2016 voorzitter en Evelien Campfens, tot 2015 secretaris van de Restitutiecommissie. Strak geregisseerd openden zij eind vorig jaar de strijd in NRC.

Rechmachtige eigenaar

Zo vraagt mr. Campfens of in de oorlog gestolen kunstwerken altijd moeten worden teruggegeven aan de rechtmatige Joodse eigenaar ('rightful owner'): 'Is dat wel terecht? Hebben nieuwe bezitters die te goeder trouw een werk aankochten helemaal geen rechten? Als iets van nationaal belang is, kan dat volgens internationale verdragen reden zijn voor beperking van de rechten van de eigenaar van een kunstwerk.'

Deze abjecte redenering biedt Nederlandse musea grote kansen. Je laat een Rembrandt uit een privécollectie stelen en schenkt dit schilderij aan een nationaal museum. Dan kan in de denkwereld van die Restitutiecommissie het nationale belang uitstijgen boven de rechten van de eigenaar. 'Zou dat hier dan nooit mogen worden meegewogen,' vraagt jurist Campfens. Dan ben je, zoals wij dat zeggen, behoorlijk in de war.

Mr. Hammerstein schrijft over een 'transactie die zonder de omstandigheden van de oorlog, een gewone verkoop zou zijn geweest. Daarbij is van belang of de koper te goeder trouw was'. Met de misplaatste zin 'zonder de omstandigheden van de oorlog' suggereert Hammerstein niet alleen een soort vrijwillige verkoop, maar toont hij ook een chronisch gebrek aan kennis over de beginjaren van de oorlog.

Geen gewone verkoop


Het is hem blijkbaar niet bekend dat veel Joden al snel 'door omstandigheden van de oorlog' hun banen en dus inkomsten kwijtraakten. Dat Joden in de hoop te overleven of onderduik voor kinderen of ouders te regelen 'vrijwillig' goederen en bezittingen verkochten aan een 'koper te goeder trouw'. Het voormalig lid van de Hoge Raad ziet zo'n verkoop als een 'gewone verkoop'.

Hammerstein: 'In het geval dat de oorspronkelijke eigenaar na de oorlog de mogelijkheid heeft gehad de transactie aan te vechten maar dat heeft nagelaten, kan dit een aanwijzing zijn dat dit zo is.'

Pardon?

Los van het feit dat verreweg de meeste 'oorspronkelijke eigenaren' niets konden aanvechten omdat ze waren vermoord, toont Hammerstein weinig kennis van Joodse overlevenden na terugkeer uit onderduik of kampen. Zij hadden wel iets anders aan hun hoofd dan 'de transactie aan te vechten' over zilveren schaaltjes, gouden sieraden of waardevolle schilderijen. 

Als overlevende wilde je weten of je ouders, grootouders, kinderen, broers of zusters hadden overleefd. Was je blij als je een dak vond om onder te wonen.

Soms had je vele jaren na de bevrijding pas ­definitieve zekerheid over het lot van je kinderen, zoals mijn tante Leen. Na de bevestiging van de dood eind 1949 van haar twee tienerdochters interesseerden gestolen goederen haar helemaal niets meer.

Mijn tante Dolly belde na de oorlog als jonge wees aan bij het 'gepulste' huis van haar vermoorde ouders en zag de bontjas van haar moeder aan de kapstok hangen.

Kunt u dat aantonen, juffrouw Polak?' Dolly had geen bonnetje. Maar Hammerstein ziet het als een bewijs van 'verkoop te goeder trouw' dat mijn tantes hebben 'nagelaten' actie te ondernemen.

Dan ben je ook goed in de war.

Nederland is onlangs tijdens de conferentie bij het twintigjarig bestaan van de Washington Principles, de internationale overeenkomst over naziroofkunst, zwaar berispt over het nieuwe teruggavebeleid, over die afweging van nationaal belang. In plaats van een mea culpa doet de Restitutiecommissie het voorkomen alsof al die internationale vertegenwoordigers niet goed bij hun hoofd zijn en alleen Nederland weet hoe om te gaan met naziroofkunst.

De juristen lijken op de ouders van die soldaat die meeloopt in een grote parade. Zegt moeder Campfens tegen vader Hammerstein: 'Zie je dat onze zoon als enige in de maat loopt?'

Bedrieglijke term

Het zijn anno 2019 veelal (achter)kleinkinderen die ontdekken dat bezittingen van hun (over)grootouders onder de bedrieglijke term verkoop zijn gestolen. Zij strijden voor rechtmatige teruggave, maar stuiten dan op Hammerstein die zonder een nadere toelichting ­beweert dat de eiser aan wie onlangs de teruggave is ontzegd van een schilderij van Kandinsky geen nauwe band had met dit schilderij.

Hoe zeker weet hij dat? Waarom schrijft hij niet waarom hij tot die conclusie komt?

Kortom, de uitspraak van Campfens dat 'Nederland gewetensvol omgaat met roofkunst' en van Hammerstein dat 'het belang van het slachtoffer altijd voorop staat' zijn kreten voor de bühne en aanleiding om de nationale Restitutiecommissie met een rode kaart van het veld te sturen.

English translation

The position of the Dutch Restitutions Committee regarding Nazi looted art is incomprehensible, as are the statements of the lawyers Hammerstein and Campfens, writes Frits Barend.

Nazi looted art is a hot subject, as was also shown in an article by Hanneloes Pen in Het Parool on Saturday 12 January. The retention of Nazi looted art, stolen goods from the Second World War, is theft.

Theft is punishable, except for stolen art from mostly Jewish owners. Then different rules suddenly apply in the Netherlands, as can be seen from the decisions of the Restitutions Committee, which decides on claims for art stolen during the Second World War.

Then 'new owners who bought a stolen work of art in good faith also have rights'.

The result of Dutch thieves' policy is that grandchildren and great-grandchildren have to fight painful battles to recover the rightful possessions of their mostly murdered Jewish grandparents and great-grandparents.

Their strongest opponents are two lawyers, Alfred Hammerstein, chairman of the Restitutions Committee since 2016 and Evelien Campfens, until 2015 secretary of the Restitutions Committee. Working closely together, they opened the battle in the NRC newspaper at the end of last year.

Rightful owner?

Campfens asked whether works of art stolen during the war should always be returned to their rightful Jewish owner: 'Is this justified? Do new owners who bought a work in good faith have no rights at all? According to international treaties, if something is of national importance, it may be a reason to restrict the rights of the owner of a work of art.’

This abject reasoning offers Dutch museums great opportunities. You have a Rembrandt stolen from a private collection and donate this painting to a national museum. In that case, the national interest can take precedence over the rights of the owner in the minds of the Restitutions Committee. Should that never be taken into account here,' says lawyer Campfens.  Then, as we say, you're quite confused.

Mr. Hammerstein writes about a 'transaction that would have been an ordinary sale without the circumstances of the war. What matters is whether the buyer was in good faith'. With the misplaced phrase 'without the circumstances of war' Hammerstein not only suggests a kind of voluntary sale, but also shows a chronic lack of knowledge about the early years of the war.

No ordinary sale

Apparently he is not aware that many Jews soon lost their jobs and thus their income 'due to circumstances of war'. That Jews, hoping to survive or to arrange hiding for children or parents, 'voluntarily' sold goods and possessions to a 'buyer in good faith'. The former member of the Supreme Court regards such a sale as an 'ordinary sale'.

Hammerstein: 'If after the war the original owner had the opportunity to challenge the transaction but failed to do so, this may be an indication that this is the case.

Pardon?

Apart from the fact that by far the majority of the 'original owners' could not contest anything because they had been murdered, Hammerstein shows little knowledge of Jewish survivors after returning from hiding or camps. They had something else on their mind other than 'challenging the transaction' over silver bowls, gold jewellery or valuable paintings.

As a survivor you wanted to know whether your parents, grandparents, children, brothers or sisters had survived. You were happy when you found a roof to live under.

Sometimes, many years after the liberation, you only had definitive certainty about the fate of your children, such as my aunt Leen. After the confirmation of the death of her two teenage daughters at the end of 1949, stolen goods no longer interested her at all.

After the war, my aunt Dolly rang the doorbell of the house of her murdered parents as a young orphan and saw her mother's fur coat hanging on the coat rack.

Can you prove that, Miss Polak? Dolly did not have a receipt. But Hammerstein sees it as proof of 'sale in good faith' that my aunt 'failed' to take action.

Then you're also confused.

 During the recent conference to mark the 20th anniversary of the Washington Principles, the international agreement on Nazi looted art, the Netherlands was heavily reprimanded about the new restitution policy, about this consideration of national interest. Instead of a mea culpa, the Restitutions Committee makes it seem as if all these international representatives are not well in their heads and only the Netherlands knows how to deal with Nazi looted art.

The lawyers resemble the parents of that soldier who walks along in a big parade. Does mother Campfens say to father Hammerstein: 'Do you see that our son is the only one in line?

Deceptive term

In 2019, many of the grandchildren and great-grandchildren discover that their grandparents' or great-grandparents' possessions have been stolen under the deceptive term 'sale'. They fight for lawful restitution, but then come across Hammerstein who, without further explanation, claims that the plaintiff to whom restitution of a painting by Kandinsky was recently denied had no close connection with this painting.

How certain is he of this? Why does he not write why he came to that conclusion?

In short, Campfens' statement that 'the Netherlands conscientiously deals with looting' and Hammerstein's statement that 'the victim's best interests are always paramount' are simply theatrical declamations and a reason to issue a red card and send the  Restitutions Committee off the pitch.


https://www.parool.nl/opinie/-twijfel-over-teruggave-roofkunst-is-verwerpelijk~a4622189/
© website copyright Central Registry 2024